Historische Atlas van de Lage Landen 814-1256 : Historische Atlas van de Lage Landen 1257-1439 door Sieg Monten.

by Gustave Min

Onlangs verscheen deel 2 van de Historische Atlas van de Lage Landen over de periode 1257-1439 enkele honderden jaar middeleeuwse geschiedenis uit onze contreien.

Laten we beginnen met eerst even deel 1 te bekijken die in (2022) verscheen.

De vroege middeleeuwse geschiedenis van de Lage Landen.

Tussen de negende en dertiende eeuw groeiden in de Lage Landen Frankische gouwgraafschappen uit tot soevereine vorstendommen. Sindsdien domineerden de hertogen van Brabant en Gelre en de graven van Vlaanderen, Holland en Loon het middeleeuwse politieke landschap.

De Historische atlas van de Lage Landen brengt Sieg Monten vier eeuwen Nederlandse en Belgische geschiedenis in kaart. De eerste graven en hertogen in de Lage Landen, de opkomst van de Franse koningen en de teloorgang van de Rooms-Duitse keizers komen aan bod. Monten plaatst hun doen en laten binnen de context van de Deense en de Hongaarse invallen, de eerste kruistochten en de Investituur- strijd en staat stil bij gebeurtenissen in de Friese Landen, de Waalse Ardennen en het Keulse

 

Hoe begin je aan een atlas over de Middeleeuwen in de Lage Landen?

 

De auteur vertelt: Ik startte met een idee, een concept. Hoe visualiseer ik aan de hand van een reeks historische kaarten de geschiedenis van de Lage Landen tussen de negende en de dertiende eeuw? Het oorspronkelijke plan was om één kaart per generatie uit te werken, dus één per twintig jaar. Ik ben daar snel van afgestapt. Historische gebeurtenissen laten zich niet in een keurslijf van precies twintig jaar dwingen. Door de regeringsperiodes van de Frankische koningen en later de Duitse koningen als uitgangspunt te nemen en door rekening te houden met clusters van historische gebeurtenissen want sommige vorsten zaten meer dan vijftig jaar op hun troon is het uiteindelijke resultaat een reeks kaarten van periodes die variëren van tien tot twintig jaar.

 

Tussen de negende en de dertiende eeuw ontkiemden in de Lage Landen Frankische gouwgraafschappen zich tot landsheerlijke soevereine vorstendommen. Dit boek vertelt het verhaal van die transitie. Twee politieke gebeurtenissen vormen het begin- en het eindpunt. De ene is de Ordening van het Rijk in 817, de poging van de Frankische keizer Lodewijk I de Vrome om een hiërarchie in de opvolging te institutionaliseren, met plunderende Denen en Frankische burgeroorlogen tot gevolg. Het vormde de voedingsbodem voor het ontstaan van de eerste vorstendommen in de Lage Landen. De andere politieke gebeurtenis situeert zich bijna een half millennium later. Dat is de regering van Rooms-koning Willem II van Holland tussen 1245 en 1256. Tijdens zijn regering verpandde en verkocht hij de laatste Duitse rijksgoederen in de Lage Landen. Na zijn dood was er van een Duits centraal koninklijk gezag in de Lage Landen geen sprake meer. De vorstendommen in de Lage Landen werden soevereine vorstendommen. Dit boek vertelt hoe het zover heeft kunnen komen.

 

In 27 hoofdstukken behandel de auteur de politieke en de militaire geschiedenis van de Lage Landen tussen 814 en 1256. Elk hoofdstuk begint met een historische kaart. De kaarten vormen als het ware een soort keurslijf. Het verplicht mij om de bestaande geschiedenissen – ik denk daarbij aan de geschiedenissen van de graafschappen Vlaanderen, Hol- land, Gelre of Loon, maar ook aan de geschiedenis van het Duitse Rijk

 

  • In korte periodes te knippen en ze samen te brengen in een synthese van telkens tien tot twintig jaar. Door mijn aanpak is het verhaal (bijna) strikt chronologisch.

 

Ik behandel de geschiedenis van de eerste graven van de Lage Landen, van de (prins-)bisschoppen van Utrecht en Luik en van de opkomst en het geruisloos verdwijnen van de hertogen van Neder- Lotharingen. Ik plaats hun geschiedenis binnen de context van de laatste Frankische koningen, de eerste koningen van Frankrijk en vooral van de eerste koningen en keizers van het Rooms-Duitse Rijk. Inderdaad, we vergeten het soms, de middeleeuwse geschiedenis van de Lage Landen, zeker die van de negende tot de dertiende eeuw, is in de eerste plaats een geschiedenis van het Duitse Rijk. De vorsten in de Lage Landen dachten en handelden als Duitse vorsten.

 

Zo ook de graaf van Vlaanderen, die met zijn ene been in het Duitse Rijk en met zijn ander been in Frankrijk stond, en als een ware even- wichtskunstenaar tussen de Duitse keizer en de Franse koning moest balanceren. Toch is er een verschil. In de tiende eeuw was het gezag van de eerste Duitse vorsten sterk, dat van de eerste Franse vorsten zwak. In de dertiende eeuw waren de rollen omgekeerd. In dit boek sta ik bij beide evoluties stil. Ik schets de opkomst van de Franse koningen en de teloorgang van het gezag van de Rooms-Duitse keizers, én hun impact op de Lage Landen.

 

Tussendoor brengen we enkele vergeten graafschapjes in herinnering, zoals dat van Kessel, Zutphen, Cuyck, Duras, Bruningerode en Moha. Ik besteed aandacht aan de Friese Landen, de Waalse Ardennen en het Keulse Rijnland. Samen vormden ze niet alleen een geografische, maar ook een gezamenlijke historische ruimte.

Een passage uit de atlas: 896-910 ZWENTIBOLD (& LODEWIJK IV HET KIND)

 

Boudewijn II van Vlaanderen lijft volop grondgebied in Het semi- onafhankelijke koninkrijk Lotharingen

 

Graaf Boudewijn II de Kale van Vlaanderen had na het vertrek van de Denen de handen vrij om ten volle te profiteren van de burgeroorlog in West-Francië. Hij eigende zich in 895 de voogdij toe van de versterkte abdijen van Sint-Bertijns in Sint-Omaars en Sint-Vaast in Atrecht en hij veroverde het noorden van Vermandois. Terwijl hij in 896 het graaf- schap Bonen (Boulogne) veroverde, werd Vermandois door Odo heroverd. In 897 sloten Boudewijn II en Odo van Parijs vrede. Boudewijn II erkende het koningschap van Odo in ruil voor de erkenning van zijn geannexeerde gebieden. Toen Odo in 898 overleed en werd opgevolgd door de Karolinger Karel III de Eenvoudige, zat Boudewijn II met een probleem. Door zijn overeenkomst met Odo had hij Karel III feitelijk verraden en deze was niet van plan dit door de vingers te zien.

 

Zwentibolds positie in Lotharingen was bij de start van zijn koningschap niet kansloos. Hij beschikte over uitgebreide koninklijke goederen, had de steun van Radbod, de aartsbisschop van Trier, die zijn kanselier was, en had niets te vrezen van Odo van Parijs, die in Worms had ingestemd met zijn kroning tot koning van Lotharingen. Toch wist hij heel snel zijn kansen op grandioze wijze te verkwanselen. Eerst joeg Odo de gordijnen in door een rivaal, de karolinger Karel III de Eenvoudige, in 895 te helpen bij diens verovering van Laon. Vervolgens slaagde hij erin diezelfde Karel III de Eenvoudige tegen zich in het harnas te jagen door plannen te maken om hem te vermoorden en Laon in te palmen. En ten slotte kwam het tot een breuk met zijn kanselier, de aartsbisschop van Trier, nadat hij op onrechtmatige wijze kerkelijke goederen begon uit te delen aan zijn nieuwe en enige raadgever Reinier I, met wie hij tijdens zijn veldtocht in Laon vriendschap had gesloten.

 

Reinier I was de zoon van Giselbert I en Ermengarde, kleindochter van Lodewijk I de Vrome, en was dus niet alleen lid van de Lotharingse adel die via zijn vader terugging tot een oud Frankisch Austrasisch geslacht, hij had door zijn moeder ook een link met de Karolingische dynastie. Tussen 880 en 887 ondernam hij in opdracht van Karel III de Dikke twee expedities tegen de Denen op Walcheren. Hij werd als beloning gouwgraaf van Maas-, Haspen- en Henegouw en was een van de machtigste gouwgraven van Lotharingen.

 

Maar vriendschappen en bondgenootschappen met Zwentibold duurden niet lang. Al in 898 moest Zwentibold zich schoorvoetend met zijn kanselier verzoenen. Dit was nodig, want hij ontdekte dat Reinier contacten onderhield met zijn rivaal Karel III de Eenvoudige. Reinier werd verbannen en hij verschanste zich samen met Gerard van Metz en anderen in het plaatsje Durfos, gelegen aan de Beneden-Maas, dat omgeven was met moerassen en water. Zwentibold belegerde hen zonder succes, waarop ze naar West-Francië konden vluchten en de eed van trouw aan Karel III de Eenvoudige aflegden.

 

In 898 viel Karel III de Eenvoudige samen met Reinier I Lotharingen binnen. Hij veroverde Aken en Nijmegen. Met de hulp van de bisschop van Luik verzamelde Zwentibold bij Thionville een groot leger. Maar tot een veldslag kwam het niet. In Sint-Goar aan de Rijn kwam het tot onderhandelingen. Er werd vrede gesloten en Karel III keerde terug naar West-Francië, waar hij in 899 de handen vrij had om graaf Boudewijn II van Vlaanderen op zijn plaats te zetten.

Meer weten dit en veel meer in Historische Atlas van de Lage Landen deel 1.

 

HET HOOGTIJ VAN DE LAGE LANDEN

Tijdens de dertiende en de veertiende eeuw beleefden de middeleeuwse vorstendommen in de Lage Landen hun hoogtepunt. De overwinning van de Vlamingen tijdens de Guldensporenslag en de moord op graaf Floris V van Holland behoren niet voor niets in België en Nederland respectievelijk tot het collectieve geheugen. De bisschoppen, de hertogen en de graven bestuurden hun gebied zo goed als soeverein, en terwijl de Rooms-Duitse koningen en keizers in de Lage Landen naar de achtergrond bewogen, traden de Franse koningen naar de voorgrond. Zo ontstonden de Bourgondische Nederlanden.

Aan de hand van een twintigtal kaarten vertelt Sieg Monten in Historische atlas van de Lage Landen 1257-1439 de geschiedenis van België en Nederland vanaf de dood van Rooms-koning Willem II van Holland in 1256 tot aan het einde van de eerste fase van de Bourgondische eenmaking in 1439. De kaarten tonen de lezer hoe de Lage Landen evolueerden en langzaam de vorm kregen zoals we die vandaag de dag kennen.

 

Het concept van Atlas 1257-1439 blijft dezelfde als in dat van zijn voorganger. Aan de hand van een twintigtal kaarten vertel ik de politieke en militaire geschiedenis van een regio van wat vandaag België en Nederland is. In principe overspant elke historische kaart de regeringsperiode van een Rooms-Duitse vorst. Op het graafschap Vlaanderen (deels) na vertegenwoordigde hij in de Lage Landen tussen de dertiende en de vijftiende eeuw het centrale gezag. Dit was het uitgangspunt. Door de gebeurtenissen, en vooral door de beperkte mogelijkheid om deze gebeurtenissen op één kaart te visualiseren, wordt een regeringsperiode al dan niet in één of meerdere kaarten opgedeeld. Als gevolg bestrijkt elk hoofdstuk, met kaart, een periode van vijf tot vijftien jaar. De aanpak blijft daardoor (bijna) strikt chrologisch. Elke kaart heeft dezelfde schaal. Dit maakt het mogelijk om de kaarten naast elkaar te leggen en met elkaar te vergelijken. Doordat ik ook de historische gebeurtenissen op de kaarten aanduid, is het resultaat een soort cartografische tijdslijn. Aan de hand van de kaarten kan men zien hoe de Lage Landen evolueren en langzaam, kaart per kaart, de vorm krijgen zoals we ze vandaag kennen.

De evolutie van de kustlijn blijft, vanzelfsprekend, ook in deze atlas een leuk, maar vooral uitdagend aandachtspunt. Opnieuw hertekenden stormvloeden de kustlijn van de Lage Landen, met politieke en economische implicaties. Door stormvloeden kreeg Antwerpen, via de Westerschelde die groter en dieper werd, toegang tot de Noordzee, werd Dordrecht, door het ontstaan van het Hollandsch Diep en de Biesbosch, een stad op een eiland en ontstond er door de verbreding van de Dollard een fysieke scheiding tussen de Ommelanden en Oost-Friesland. Het komt allemaal aan bod.

 

De auteur baseert zich uitsluitend op secundaire bronnen. Gezien de omvang van het thema grijp ik niet terug naar primaire bronnen, zoals archiefstukken of oorkonden. Ik baseer me uitsluitend op wat er al gepubliceerd is. Voor de geschiedenis van elk vorstendom apart bestaan uitstekende publicaties. Voor het schrijven van dit boek heb ik ze allemaal uitgebreid en met veel plezier – bij wijze van spreken – geplunderd. Ik ben alle auteurs ontzettend dankbaar voor het opzoekingswerk dat zij hebben verricht. Daarom zijn er weinig voetnoten. De publicaties waaruit ik veelvuldig citeer, heb ik in de bibliografische lijst, achteraan in dit boek, met een * aangeduid.

 

Het concept van dit boek heeft echter ook één nadeel. Het boek is het kan niet anders een kluwen van namen, dynastieën en vorstendommen. De lezer moet er zijn/haar aandacht bij houden. Het is niet voor niets dat op het einde van het boek meerdere (vereenvoudigde) stambomen zijn opgenomen. Het begon nochtans in Atlas 814-1256 overzichtelijk, met één dynastie, die van de Frankische koningen, en één vorstendom, het Frankenrijk. Naarmate de graafschappen en de hertogdommen hun plaats in het verhaal opeisten en naarmate het Frankenrijk door erfeniskwesties opgedeeld werd, werd het langzaam kaart per kaart een kakofonie van personen, plaatsen en gebeurtenissen. Bovendien zijn er, gemiddeld om de twintig jaar, generatiewissels, en door de veelvoud aan vorstendommen moet er, tijdens het vertellen van de vele verhalen en gebeurtenissen, permanent tussen de verschillende locaties heen en weer geschakeld worden.

Een passage uit de atlas

1257-1272

 

HET GROOT INTERREGNUM

 

De kiem van het conflict tussen de hertog van Brabant en de aartsbisschop van Keulen De tijdelijke Gelderse voogdij van Holland-Zeeland De troonsbestijging van hertog Jan I van Brabant Brabant verwerft Mechelen Gwijde van Dampierre gaat op koopjesjacht in het Heilige Roomse Rijk De Vlaams-Engelse handelsoorlog De Hollandse pyrrusoverwinning bij Heiloo

 

De winter van 1255/1256 was een kantelmoment in de geschiedenis van de Lage Landen. Tijdens die winter werd Rooms-koning Willem II van Holland door Friese boeren de schedel ingeslagen. Niet het feit dat een koning van het Heilige Roomse Rijk werd vermoord – dat gebeurde al eens eerder -, noch het feit dat hij, als graaf van Holland, afkomstig was uit de Lage Landen maakte 1255/1256 zo bijzonder; wél het feit dat zijn dood de verhoudingen tussen de vorstendommen in de Lage Landen en het centraal gezag in het Heilige Roomse Rijk in een nieuwe plooi legde. De winter van 1255/1256 markeerde daarom, niet het ontstaan, maar wel de doorbraak, van de semionafhankelijke vorstendommen in de Lage Landen.

 

Dit had een lange voorgeschiedenis. Sinds de negende eeuw evolueerden administratieve gouwen, met aan het hoofd de gouwgraven, in oorsprong Frankische ambtenaren, tot soevereine vorstendommen. De implosie van het Duits centraal gezag na de winter van 1255/1256 was geen verrassing. Sinds de invallen van de Denen in de negende eeuw eigenden gouwgraven zich onrechtmatig centrale koninklijke bevoegdheden, territoria en inkomsten toe. Toch slaagden de Duitse koningen en keizers er aanvankelijk in hier een sterk centraal beleid tegenover te stellen. Dit veranderde tijdens de Investituurstrijd die in 1122 eindigde met het Concordaat van Worms en brokkelde verder af tijdens de burgeroorlogen tussen de Hohenstaufen en de Welfen. De Slag bij Bouvines op 27 juli 1214 was het spreekwoordelijke point of no return. Na 1214 was de desintegratie van het Heilige Roomse Rijk niet meer tegen te houden. De uitverkoop van de Duitse Rijlesgoederen tijdens de regering van Rooms-koning Willem II van Holland tussen 1247 en 1256, waaronder de verkoop in 1247 van het Duitse kroonjuweel Nijmegen aan Gelre, was de spreekwoordelijke doodsteek voor het Duits centraal koninklijk gezag in de Lage Landen, of concreter, in de Nederduitse Landen. Dit waren de Lage Landen binnen de grenzen van het Duitse Rijk, dus zonder Kroon-Vlaanderen en Artesië, die in Frankrijk lagen.

 

Sinds 1256 bestuurden heren, graven, hertogen en (prins-)bisschop pen hun vorstendommen als quasi-soevereine vorsten. In de Lage Landen waren dit, om de belangrijkste op te noemen, de heer van Valkenburg, de gravin van Vlaanderen-Henegouwen, wier graafschap weliswaar niet alleen in het Duitse Rijk, maar ook in Frankrijk lag, de graven van Holland, Gelre en Loon, de hertogen van Brabant en Limburg en ten slotte de bisschoppen van Utrecht en Luik.

 

Meer zelfs: Groningen werd een semionafhankelijke stadstaat en met de erkenning van de Friese Vrijheid gaf Rooms-koning Willem II, net voor zijn dood, aan het heerloze bestaan van de Friese Landen een formeel karakter. In 1258 volgde het eerste samenwerkingsverdrag tussen de stad Groningen en Fivelgo, een van de omliggende Friese Landen. Het was het begin van de vorming van de latere Ommelanden. Dit initiatief ging niet uit van de stedelingen van Groningen, maar, vreemd genoeg, van de Friese boeren uit de omgeving, die de stad Groningen sinds 1251 bezet hielden. Zo wilden zij de stad, die een belangrijke marktfunctie had en die feitelijk behoorde tot het Sticht – dit was het territorium waarover de bisschop van Utrecht wereldlijke macht uitoefende, onder controle houden.

Twee prachtige boeken die niet mogen ontbreken in je boekenkast een goede interpretatie over het lappendeken aan staten en landen van de Lage Landen aan de Zee in de middeleeuwen.

Sieg Monten (1972) studeerde geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij woont en werkt in Brussel. Historische atlas van de Lage Landen 1257-1439 en Historische atlas van de Lage Landen 814-1256 zijn de twee recent verschenen publicaties van de auteur.

Historische atlas van de Lage Landen 1257-1439 en Historische atlas van de Lage Landen 814-1256 verschenen beide bij uitgeverij Omniboek in twee hardcover uitgave’s: Historische atlas van de Lage Landen 814-1256 blz 366 € 32,50 ISBN 9789401919005 Historische atlas van de Lage Landen 1257-1439 blz 415 € 32,99 ISBN 9789401920322 www.omniboek.nl

 

 

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord