Stoute Schoenen: In de voetsporen van de Bourgondiërs door Bart Van Loo

by Gustave Min

Een introductie. 

Na zijn internationaal geprezen bestseller De Bourgondiërs maakt Bart Van Loo een nooit eerder ondernomen tijdreis naar het decor van ons ontstaansverhaal over de Bourgondische Nederzetting. 

Speurend naar eeuwenoude ruïnes en kastelen, objecten en kunstwerken, reisroutes en slagvelden slalomt hij door de Lage Landen. Tussen Brugge en Bergen op Zoom, Gent en Gouda, Namen en Nijmegen componeert Van Loo een alternatieve oer- geschiedenis van onze gewesten, die meer is dan het verhaal van Holland en Vlaanderen alleen. Vervolgens trekt hij door Frankrijk, Zwitserland en natuurlijk de Bourgogne zelf en wordt duidelijk dat dit epos Europese geschiedenis van de bovenste plank is. 

Door de late middeleeuwen letterlijk aan te raken blaast Van Loo ons verre verleden meer dan ooit nieuw leven in. Stoute schoenen vormt het prachtige sluitstuk van zijn monumentale tweeluik dat begon met De Bourgondiërs. Even wervelend als gedetailleerd doet hij uit de doeken hoe in onze contreien aan het einde van de middeleeuwen uit verbrokkeling een vorm van eenheid ontstond. 

Het ontstaan van Stoute Schoenen. 

Dat zijn naam op mijn sportschoenen staat afgedrukt is geen leugen vertelt Bart Van Loo. Toen ik aan het lange lees en schrijfproces van De Bourgondiërs begon moest ik goed geschoeid ten tonele verschijnen. Schrijven is zitvlees kweken, maar in de loop der jaren had ik de gewoonte ontwikkeld om regelmatig van mijn stoel te springen, rond te lopen, hardop te denken, om dan weer te gaan zitten. Zoiets jaren volhouden is een atletische prestatie. Dus bestelde ik nagelnieuwe sneakers. Bijna vier jaar lang trok ik ze dag na dag aan. Sportschoenen om beter te schrijven? Zeker, al was het ook een mentaal trucje om het vol te houden. Op de ene schoen liet ik Philippe graveren, op de andere le Hardi. Filips de Stoute legt Bart Van Loo uit. 

Als je op een dag het woord ‘stamvader’ wilt gebruiken dan kun je het wel voor zijn naam zetten. Zonder hem zouden we het vandaag niet over de Lage Landen hebben. Zonder hem was ik deze regels niet aan het schrijven. Hij vormt het beginpunt van zowel mijn boek als van onze collectieve geschiedenis. Natuurlijk was er daarvoor al sprake van Vlaanderen, Henegouwen, Holland, Namen, Luxemburg of Brabant. Maar deze vorstendommen bestonden relatief onafhankelijk van elkaar en waren feodaal verbonden met ofwel het Franse koninkrijk, dan wel het Heilige Roomse Rijk. Toen kwamen de Bourgondische hertogen en in de loop van de veertiende en vijftiende eeuw verbonden zij, pal tussen deze twee grootmachten in, onze gewesten tot een nieuwe staatkundige eenheid: de Lage Landen. Dat wonderlijke proces begon bij Filips de Stoute en zijn niet te onderschatten eega Margaretha van Male. Zo vat ik mijn vorige boek net iets te snel samen, want in deze evolutie speelden ook de steden een belangrijke rol. 

En daar gaan we nu naar op zoek! 

In de Lage Landen leek De Bourgondiërs voor velen een antwoord te geven op de vraag waar we vandaan kwamen; tegelijkertijd bezat het een internationale dimensie die ervoor zorgde dat het boek ook in Frankrijk, Duitsland en Engeland aansloeg. De in mijn ogen aanstekelijke combinatie van ontstaansverhaal en alternatieve Europese geschiedenis moedigde me aan mijn lang niet uitgedoofde belangstelling om te zetten in een tijdreis die niemand me had voorgedaan. En dus nam ik meer dan een jaar na verschijnen van het boek, in de lente van 2020, mijn sneakers opnieuw uit de kast. 

 

Als ik nu eens, zo dacht ik, letterlijk in de sporen van onze aartsvaders zou stappen en zou proberen het decor van ons oerverhaal aan te raken? Aanraken en opschrijven, reizen en beter begrijpen, anders en dieper beleven wat ik eerder schreef, nieuwe zijpaden in wandelen, onontgonnen terrein ontdekken. Er zit een avontuurlijke drijfveer achter, zeker, maar ook een wetenschappelijke: het blootleggen van wat verdwenen is, het aanduiden van wat nog overblijft, het paren van verbeelding aan onderzoek, volharding aan frivoliteit… Daarbij mocht ik vooral niet schromen het grote verhaal in regionale details te vinden. Geopolitieke evoluties vertellen en verklaren vanuit lokale monumenten of gebeurtenissen lijkt me een inspirerende gedachte; overigens ook voor geschiedenisdocenten: als je leerling de Honderdjarige Oorlog kan lezen in een scheve toren uit zijn of haar geboortedorp, dan zal deze kennis wortel schieten. Misschien verklaren sommigen me voor gek. Is het ondertussen niet mooi geweest? Blijkbaar niet. Ook na de tien vertalingen en talloze optredens, na de Nederlandse en de Franse podcast, na de vele interviews, ja, na de kleine tsunami die over me heen rolde, bleef ze knagen, die interesse, die goesting me nog dieper in dit verhaal vast te bijten. Dat had ik niet eerder meegemaakt, meestal zakte de verbetenheid voor een onderwerp weg na het verschijnen van een boek. Hier laaide het vuur alleen maar hoger. Op meerdere bladen papier tekende ik het ene parcours na het andere. Gaandeweg werd mijn werkplek één grote kaart, eentje waarop ik alvast in mijn verbeelding begon te reizen vertelt de auteur  

 

 

DE LAGE LANDEN 

DE LANDEN VAN HERWAARTS OVER 

 

[Of het nu met het zwaard was, dankzij al dan niet betwistbare erfelijke opvolgingen, via gesjoemel, omkoperij, onderhandelingen, het opkopen van een vorstendom of simpelweg door geluk: rond 1440 heerste Filips de Goede over een groot deel van de Lage Landen. Na verloop van tijd noemde hij die verzameling vorstendommen ‘de landen van herwaarts over’, wat zoveel betekende als ‘de landen van hier’. Die ‘hier’ verwees naar de plek waar hij het meest verbleef, in onze contreien 

Dus, voornamelijk Vlaanderen en Brabant trouwens, terwijl het eigenlijke Bourgondië, in het zuiden, met Dijon als belangrijkste stad, in de praktijk de ‘landen van derwaarts over’ werden, letterlijk de landen van daar, ver van mij, waar hij steeds minder resideerde. Zelf hanteerde de hertog uiteraard voornamelijk de Franse varianten. Het enigszins exotische ‘les pays de par deçà’ kun je dan ook beschouwen als de eerste officiële door een overheid gebruikte term voor de Nederlanden, al was die uitdrukking alleen gangbaar binnen de Bourgondische administratie.] 

 

Gent het oerpunt van het verhaal? 

 

EEN SPROOKJESRUÏNE EN EEN VERDWENEN PALEIS 

NAAR HET NULPUNT VAN ONS OERVERHAAL IN GENT 

 

Om te beginnen wil ik naar Gent, en om te beginnen heb ik opnieuw mijn oude schrijfschoenen aangetrokken. De eerste letter van Philippe is intussen weggesleten, maar vandaag kan me dat weinig schelen. Welke schoenen hadden me beter naar het nulpunt van ons oerverhaal kunnen brengen? 

 

Mijn auto laat ik achter op de Schoolkaai. Bij het uitstappen hoor ik de gonzende drukte van Gent-Dampoort, wat meteen vermindert als ik de Voorhoutkaai op loop. De toren van de Sint-Baafskathedraal steekt zijn gotische kop fier in de lucht. Natuurlijk zal ik daar een keer binnen- lopen, het Lam Gods blijft een lokmiddel dat niemand kan weerstaan. Mijn gedachten vliegen verder naar het Gravensteen. Ik roep ze snel tot de orde. Maar dan is het mijn blik die uitvliegt. Zonder dat ik er erg in heb is mijn hoofd een kwartslag naar rechts gedraaid en verschijnt de Sint-Jacobskerk. Nu komt de mallemolen op gang. Dat daarachter de Vrijdagmarkt schuilgaat. En dat nog eens honderd meter verder de Dulle Griet wacht op een kanonschot dat nooit meer zal komen. Dat ook het belfort… En het Prinsenhof… Stop. Alles op zijn tijd. Deze tijdreis krijgt dagen, maanden, jaren en vele bladzijden om zich te ontrollen. 

Als ik blik, benen en hoofd weer onder controle heb blijk ik op mijn bestemming te zijn aangekomen. Het rare is dat ik hier nog nooit ben geweest. Terwijl het op deze plek begint. Hier schiet het hele verhaal wortel. Schroomvol betreed ik het Coyendanspark. Dan zie ik de ruïnes van de Sint-Baafsabdij, onbekend, dus onbemind, maar niet te missen. 

 

  • SINT-BAAFSABDIJ.

 

De tijd heeft lelijk huisgehouden. Van de abdijkerk rest bijna niets meer. Om de bezoeker vandaag duidelijk te maken hoe immens groot dit romaanse gebedshuis was, zijn de zijbeuken tussen de verdwenen pilaren aangegeven door haagbeuken. Zo kun je alsnog rondwandelen in wat ze nu de Groene Kerk noemen, de plek waar zendeling Amandus in de zevende eeuw belandde. Deze prediker stichtte zowel de Sint-Pietersabdij  als die waarvan ik nu de ruînes betreed, toen nog Gandaklooster genoemd, naar de naam van de nederzetting die hier was. Dichter bij de wortels van Gent kun je moeilijk komen. Ik kijk over mijn schouders en weet dat de Leie achter mij de Schelde in stroomt, en dat Ganda Oudger maans is voor samenvloeiing. 

 

Een van de trouwste aanhangers van Amandus was een zekere Bavo, een rijke edelman uit Haspengouw die zich na een jeugd vol zonde en vertier had bekeerd. Uiteindelijk trok hij zich als kluizenaar terug op het platteland, ergens in een holle eik, maar zijn gebeente kwam na zijn dood terug naar hier. De heilige Bavo was weer thuis en schonk de abdij haar definitieve naam: Sint-Baafsabdij. 

 

Zeven eeuwen later zou de Bourgondische hertog Filips de Stoute hierheen afzakken om zijn huwelijk te laten inzegenen. Hij had zijn bij- naam te danken aan zijn heldhaftig optreden tijdens de slag bij Poitiers (1356), een van de legendarische krachtmetingen uit de Honderdjarige Oorlog. Enthousiaste kroniekschrijvers doopten hem tot Filips de Stoutmoedige. Het was geen stoute koningszoon die in 1369 voor het eerst in Vlaanderen kwam, het ging om een moedige, maar toch vooral ambitieuze ridder. Links staat nog een deel van de abdijkerk overeind. De ‘oudste muur van Gent’ dateert uit het einde van de tiende eeuw. Ik streel de stenen en reis in gedachten naar het eerste millennium, en wel naar 985, het jaar van de eerste steenlegging. Precies op dit moment luiden de klok- ken van de kathedraal aan de overkant van de Leie. Sint-Jacobskerk en Sint-Niklaaskerk volgen. Ineens is het alsof ik de klokken van de verdwenen abdijkerk hoor. In mijn blikveld verrijzen de muren, de dwarsbeuken en het koor van wat een van de grootste romaanse kerken van Europa is geweest. 

 

Het is 19 juni 1369. De kerkpoort zwaait open en Filips de Stoute schrijdt naar binnen. Eerst staat hij nog in het tegenlicht, daarna ver- schijnt hij in volle glorie. Zijn blauwe praalgewaad laat de monden openvallen. Op zijn huwelijkskleed staat de letter P (van Philippe) – de letter die intussen van mijn schoen is gesleten – talloze keren in goud geborduurd. Er prijken ook bloemetjes op. Geen Franse lelies, wel mar- grieten. Hij staat op het punt te trouwen met Margaretha van Male, de rijkste erfgename uit Europa, de dochter van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male, die haar hier ook al heeft laten dopen. Als Franssprekende Bourgondiër noemt hij zijn aanstaande natuurlijk Marguerite. 

 

Zoals hij naar haar knikt met zijn grote Valois-neus en forse kin lijkt hij als twee druppels water op het door Klaas Sluter gemaakte stand beeld in Champmol bij Dijon, enfin, een beetje slanker, er zullen met de jaren nog kilo’s bij komen, nu is hij amper zevenentwintig. Net voor ik kan ontdekken hoe stammoeder Margaretha eruitziet, lost het visioen op in de wind. De haagbeuken ruisen. De kerk is weer weg. 

 

Die margrieten waren wel erg romantisch voor een man die het natuurlijk om macht en aanzien te doen was. Hij had zich werkelijk een weg moeten bikkelen naar de hand van Margaretha. Want ook de zoon van de Engelse koning stond te trappelen. Was zij dan zo’n schoonheid? De bronnen suggereren van niet, maar het ging Filips in de eerste plaats om het rijke graafschap Vlaanderen dat zij meebracht, met de metropolen Rijsel, Ieper, Brugge en natuurlijk Gent. 

Met zijn hoge stenen patriciërswoningen kun je Gent het Manhattan van de late middeleeuwen noemen. In de op Parijs na grootste stad ten Noorden van de Alpen woonden bijna 70.000 mensen. 

Antwerpen. 

BURCHT, STEEN, VLEESHUIS, OUDE BEURS. 

 

De Schelde maalt er niet om. Haar onverschilligheid vraagt om jazzy tijd-reizen, om een vingerknip die eeuwen verzet. Eerste knip en kijk, ik zie alleen land. Pas zo’n tienduizend jaar geleden zou de loop van de Schelde voor het eerst de omgeving van Antwerpen aandoen. Al wijzen recente vondsten op prehistorische menselijke aanwezigheid, bij een volgende vingerknip zien we de eerste echt traceerbare (Gallo-Romeinse) neder- zetting verschijnen vanaf het jaar 150. Het woord Scaldis dook op, de Latijnse naam voor de Schelde. De rivier stroomde nabij het Steen, mijn standplaats, en wel nabij de Werf, de landtong, het schiereiland waar eeuwen na de Gallo-Romeinse een Karolingische nederzetting kwam die derde vingerknip – rond 900 een aarden omwalling kreeg. Die kwam er omdat Antwerpen aan de grens van het Heilige Roomse Rijk lag, een linie die hier samenviel met de Schelde en omdat de keizer ver- schillende zogeheten marken had opgericht om zijn grenzen te verdedigen. Binnen de wal woonden handelaars en ambachtslui, verrees ook de woning van de markgraaf, een burchtkerk, een munt- en tolhuis. Extra muros scharrelden boeren met koeien en schapen rond. Rond de latere Grote Markt, dar dus niet het eerste centrum van de stad was, enkele tientallen meters ten oosten van de wal, stonden hoeven rond een drie hoekige weide, een typisch Frankische opstelling die je nog op talloze andere pleinen in de Lage Landen kunt herkennen. 

 

Het vooruitspringend uiteinde van de zandrug werd als aanlegsteiger gebruikt, het embryonale begin van wat een wereldhaven zou worden Antwerpen was vanaf het prille begin de poort waarlangs de overzee se wereld het binnenland kon bereiken. De rijkdom van de stad mocht etymologisch dan wel ‘aan de werf’ aan wal zijn gekropen, toch zou dit niet de et logische bron van de stadsnaam zijn. Wetenschappers beweren dat we die eerder moeten zoeken bij de versterking van de nederzetting, bij die aarden wal dus, die meermaals werd versterkt: ‘anda verpa’ betekent in het Oudfrankisch zoveel als ’land dat tegen iets of iemand is opgeworpen. Of men zich nu beschermde tegen menselijke vijanden, dan wel stijgend water maakte op zich niet veel uit; en zou al helemaal niet ver hinderen dat ‘anda verpa’ in het Latijn Anderpus of Andouerpis werd en uiteindelijk Antwerpen in het Nederlands. 

Een Bourgondische tastbaarheid in t’stad:
DE BOURGONDISCHE KAPEL. 

 

Deze specifieke queeste begon eigenlijk al op 20 februari 2019, exact één maand na het verschijnen van De Bourgondiërs. Ik was volop in de weer met opnames van de bijhorende podcast toen makers Rolly Smeets en Annick Lesage me lieten weten dat in de Lange Nieuwstraat in Antwerpen een vijftiende-eeuwse kapel te koop stond vertelt Bart Van Loo: als deel weliswaar van een veel groter pand. En, zo vertelden ze, het kleine gebedshuis zat blijkbaar diep verankerd in mijn Bourgondisch verhaal, al moest ik de hoe-diep-vraag zelf maar uitdokteren. Vraagprijs: 2,5 miljoen euro. We ginnegapten wat over geld samenleggen en kopen, maar een rekensom leerde dat er dan nog ontelbaar veel boeken moesten worden verkocht. Het kwaad was evenwel geschied, die zogeheten Bourgondische Kapel nestelde zich in mijn hoofd en bleef daar zitten. Hoe kon het dat ik er nog nooit van had gehoord? Maar ook: godzijdank dat ik er nog nooit van had gehoord. Nu kon de droom van meer schoonheid en kennis zijn gang weer gaan. 

 

Een paar jaar later brengen mijn tijdreizen me naar Antwerpen en denk ik terug aan toen. Blijkbaar had ik de gegevens van de verkoper genoteerd. Wishful thinking? Zijn nummer komt nu in ieder geval van pas. Hij is zo vriendelijk me in contact te brengen met de man die de sleutels bezit. Benieuwd begeef ik me naar de Lange Nieuwstraat, waar de straatkant niets prijs geeft. Zoals wel vaker in Antwerpen moet eerst een privétoegangspoort open en beland je vervolgens op een eeuwen- oude binnenplaats. Aan de linkerkant zie ik op de eerste verdieping de achterkant van de kapel, daar waar, als die zich gelijkvloers had bevonden, de voordeur zou hebben gezeten. Op een verguld bord staan de woorden ’Bourgondische Kapel’, en meteen eronder ‘Woning Van Immerseel’. 

 

In 1474 erfde Jan I van Immerseel een pand in de Lange Nieuwstraat waar zijn voorouders zich hadden gevestigd en vanwaaruit ze al een eeuw een politieke rol in Antwerpen speelden. Na de dood van Karel de Stoute in 1477 schopte Jan het tot raadsman en kamerheer van diens schoonzoon Maximiliaan van Oostenrijk. Hoe hij dat voor elkaar had gekregen? Door zich de jaren ervoor als leider van de Lierse schutters eng verdienstelijk te maken in het leger van hertog Karel, die met zijn campagnes ambitieuze krijgers alle kansen gaf zich te onderscheiden. Op een krijgsros geschonken door de stad Lier trok Jan in 1472 naar het Franse stadje Nesle waar hij deelnam aan een succesvolle belegering. Zo staat het tenminste in zijn zeldzame levensbeschrijvingen, als een wapenfeit om trots op te zijn. In werkelijkheid ging het om een gruwelijke slachting; bewoners die een kerk in waren gevlucht werd de keel doorgesneden, van de schutters die de stad hadden verdedigd werden de handen afgehakt, huizen gingen in de fik en het is maar de vraag wie er wist te ontsnappen aan de furie van Karel de Stoute. De legende wil dat de hertog na afloop door de stad reed en wijzend naar de bergen lijken zou hebben gezegd: ‘Wat een mooie slachtpartij, ik beschik over goede vleeshouwers.’54 Dat laatste is vermoedelijk verzonnen door een begrijpelijkerwijs ontzette Franse kroniekschrijver, het maakt de verschrikkingen er niet minder om. 

Wil je meer weten? Ga dan zelf op pad naar de boekhandel en koop u in uw stoute Schoenen: Stoute Schoenen en ga pad door ons oerverhaal. 

Concreet gesproken doorkruis ik in Stoute schoenen eerst België, trek ik vervolgens via Brabant naar en door Nederland, waarna ik langs Vlaamse steden de Lage Landen verlaat, daarbij de sporen drukkend van de lijkstoet van Filips de Stoute, die me tot in het hart van het oude Bourgondië brengt. Volgt de verkenning van Dijon, uiteraard ook die van het hertogdom zelf. Tot slot zit ik Karel de Stoute tijdens zijn laatste dollemansexpeditie op de hielen: over Zwitserse wegen via de Franche-Comté (het vrijgraafschap van Bourgondië) naar zijn einde in Nancy. 

Stoute schoenen is complementair aan De Bourgondiërs, maar kan gerust los hiervan gelezen worden. 

Bart Van Loo  

In de theaters trekt BART VAN LOO (1973) volle zalen, maar in de eerste plaats is hij de auteur van vele succesvolle boeken. In Mijn Frankrijk is alles bijeengebracht dat hij schreef over de Franse cultuur en literatuur. Van Napoleon, dat ook in Franse vertaling verscheen, werden meer dan 90.000 exemplaren verkocht. Zijn internationale bestseller De Bourgondiërs, die in tien talen verschijnt. Vond intussen ruim 375.000 lezers. De gelijknamige podcast werd meer dan 5 miljoen keer beluisterd. In 2023 benoemde de Franse minister van Cultuur Bart Van Loo tot Chevalier des Arts et des Lettres. 

Stoute Schoenen: In de voetsporen van de Bourgondiërs door Bart Van Loo verscheen bij uitgeverij De Bezige Bij in een rijkelijk geïllustreerd hardcover uitgave blz 848 € 45,00 ISBN 9789403147918 debezigebij.nl  

 

 

 

 

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord